Er zijn veel reacties gekomen op mijn opiniestuk in NRC, waarin ik een parallel trok tussen onze veehouderij en eerdere episodes in de geschiedenis waarin zwakkere groepen werden uitgebuit of uitgemoord. Omdat het stuk bij NRC achter een betaalmuur staat, heb ik het nu op mijn website geplaatst zodat de oordeelsvorming meer gebaseerd kan worden op wat ik feitelijk schreef dan op ‘horen zeggen’.
Een van de reacties in De Volkskrant kwam van Elma Drayer. Ook haar reactie lijkt vooral emotioneel (‘hysterisch’, ‘weerzinwekkend’ en mijn werkgever had ‘de vrouw moeten lozen’), maar helemaal aan het eind zegt ze iets waar ik op in wil gaan: dat een ‘activist’ geen ‘open blik’ heeft en dus geen wetenschapper kan zijn. Hoewel Mevrouw Drayer geen lid is van de commissie die ons wetenschappelijk werk beoordeelt, is deze stelling belangrijk genoeg om op te reageren.
De vraag is allereerst of echt neutraal, onpartijdig onderzoek wel bestaat. Onderzoekers hebben bijna altijd doelen naast waarheidsvinding; ze willen bijvoorbeeld een subsidie of publicatie binnen halen, carrière maken, erkenning krijgen of bevestiging vinden voor hun theorie. Of ze willen, zoals ik, de wereld verbeteren. Incidenteel gaat dat mis, en ja, dat is ook mij overkomen – bij 1 van de meer dan 300 onderzoeken waaraan ik heb meegewerkt. Maar niet alleen ideologische doelen kunnen dat effect hebben: ook commerciële belangen, wetenschappelijke ego’s, of wat voor verborgen drijfveren dan ook, kunnen tot vertekening leiden. Dat gebeurt in de wetenschap overigens zelden en is juist daardoor zo opmerkelijk.
Een tweede vraag is: wat doen wetenschappers met hun bevindingen? Stel dat een klimaatwetenschapper ontdekt dat een bepaalde, veel voorkomende, gewoonte van mensen de klimaatverandering ernstig versnelt. Je zou de stelling kunnen verdedigen dat die wetenschapper dan zelfs de morele plicht heeft om activist te worden, in de zin van: de gevonden feiten bekendmaken en bepleiten dat de desastreuze gewoonte snel wordt gestaakt. Evenzo lijkt me dat een sociaal-psycholoog die kennis opdoet over bijvoorbeeld sekse- of etnische discriminatie, deze kennis kan verspreiden en maatregelen bepleiten die discriminatie tegengaan. Zo’n wetenschapper zouden we eerder ‘maatschappelijk betrokken’ noemen. Het woord activisme komt vaak pas op als we het met iemand oneens zijn.
Ik schreef mijn pleidooi op basis van mijn kennis over het omstandereffect: als veel mensen getuige zijn van een noodgeval en niemand ingrijpt, krijgen allen de indruk dat het wel meevalt; anders had iemand al wel iets gedaan. Ik zie een parallel tussen dit effect en onze veehouderij, waarbij we allen getuige zijn van ernstig en grootschalig dierenleed, geheel in lijn met wat Hannah Arendt heeft gezegd over de banaliteit van het kwaad: iedereen is een radar in het systeem en niemand hoeft over de eigen rol na te denken; ‘the sad truth is that most evil is done by people who never make up their minds to be good or evil.’ Het kwaad wordt gedaan door goedwillende mensen die zwijgen en zich niet verzetten.
In een wereld waar dagelijks op zo’n enorme schaal weerloze dieren nodeloos lijden en worden behandeld als dingen, terwijl we allemaal weten dat ze dat niet zijn, is neutraliteit onmogelijk: erover zwijgen, er niet tegenin gaan, betekent het gedogen en in stand houden en elkaar impliciet de boodschap geven dat het oké is. Dát is het omstandereffect. Maar wie getuige is van onrecht en niets doet – de inactivist –, maakt zich medeplichtig aan dat onrecht. In een citaat dat wordt toegeschreven aan Einstein, die overigens mensenrechten-activist was: ‘The world is a dangerous place, not because of those who do evil, but because of those who look on and do nothing’.
Roos Vonk
activist
Deze reactie verscheen in De Volkskrant op 22 september 2017