DE BUDGETFOUT

Geld is net als tijd: je hebt er altijd minder van dan je dacht

Roos Vonk*

De planningsfout – 'later heb ik meer tijd' – is deel van een groter spectrum aan later-illusies. Later heb ik meer energie, later zal het makkelijker zijn, later heb ik meer geld. Over het laatste gaat deze column.*
Het slechte nieuws: Later is al begonnen.
Het goede nieuws: Alle later-illusies en wat je eraan kunt doen staan beschreven in het boek van Roos Vonk, Je bent wat je doet.

 

“Aan het eind van mijn geld houd ik altijd een stukje maand over” is een Loesje-tekst waarin veel mensen zich zullen herkennen. Er wordt heel wat afgetobd over geld en het is een van de onderwerpen waar stellen het meest ruzie over maken. Ook overheden staan bekend om hun mega-overschijdingen van het geplande budget voor een project.

Het blijkt** dat mensen niet goed kunnen voorspellen hoeveel geld ze gaan uitgeven. Ze zijn daar steevast te optimistisch over. Hierdoor geven veel mensen meer uit dan ze verdienen, ze leven boven hun stand en maken zich zelfs niet druk om de torenhoge rentetarieven van geldleners; ze verwachten immers dat ze alles op tijd gaan terugbetalen. Die verwachting, en optimistische voornemens om nu eens zuiniger te gaan leven, worden keer op keer gelogenstraft.

Dit komt niet doordat mensen vergeten hoeveel ze uitgeven. Ze hebben een goede herinnering aan hun uitgaven, dus als ze vooruitkijken zouden ze zich daarop kunnen baseren. Financieel gedrag uit het verleden is een goede voorspeller voor de toekomst. Maar dat zien mensen zelf anders. In hun voorspellingen laten ze zich sterk beïnvloeden door hun voornemens. Ben je van plan zuinig te doen, dan voorspel je dus dat je minder uitgeeft. Dat is helemaal niet gek gedacht: je hebt immers zelf controle over hoeveel je uitgeeft. Toch blijkt dat daadwerkelijk bestedingsgedrag nauwelijks wordt beïnvloed door goede intenties en mooie plannen.

Gevolg hiervan is een systematische onderschatting van hoeveel geld je gaat uitgeven – in het onderzoek zo’n 33% bij mensen die een week vooruit keken – en die onderschatting is sterker bij mensen met bezuinigingsplannen. De wens is de vader van de gedachte (wishful thinking): hoe meer je gemotiveerd bent zuinig te doen, des te meer ben je geneigd te voorspellen dat je weinig gaat uitgeven; je neemt immers aan dat je intenties van invloed zijn op je gedrag. Maar omdat dat niet zo is – feitelijk worden je uitgaven meer bepaald door situationele factoren en door vaste gewoontes en vaste lasten – ontstaat er een grote discrepantie tussen de verwachte en de feitelijke bestedingen. Ironisch genoeg is de onderschatting van toekomstige uitgaven dus juist het sterkst bij mensen die het meest gemotiveerd zijn om te besparen.

Voor financiële planning geldt hetzelfde advies als voor tijdsplanning, waar een vergelijkbaar optimisme ("Later heb ik meer tijd") mensen de das om doet. Om tijd of geld te sparen, moet je niet besluiten “Ik ga zuiniger leven” of “efficiënter werken”; je moet het veel gedetailleerder en concreter bekijken. Je moet alle deelaspecten in kaart brengen en bepalen wat je specifiek anders gaat doen, hoe, waar, wanneer, en hoeveel je daarmee gaat besparen. Omdat je op die manier echt de kans bevordert dat je gedragspatroon verandert, zullen je voorspellingen er minder ver naast zitten, en je zult daadwerkelijk gaan besparen. In het boek Je bent wat je doet staan concrete tips en oefeningen om zo'n specifiek plan te maken, op het gebied van geld of een andere gewenste gedragsverandering.

Een andere mogelijkheid is natuurlijk om gewoon te accepteren dat het gaat zoals het gaat. Je kunt je voorspelling en je plannen beter afstemmen op je gedrag, door te erkennen dat je net zo bent als iedereen: volgende maand ga je net zoveel geld uitgeven en net zoveel tijd tekort komen als vorige maand.

 

* Deze column staat in Menselijke gebreken voor gevorderden, Scriptum 2011.
** Peetz, J., & Buehler, R. (2009). Is there a budget fallacy? The role of saving goals in the prediction of personal spending. Personality and Social Psychology Bulletin, 35, 1579-1591.