NAVELSTAREN

Doorbreek de cirkel van lage zelfwaardering, tobben en behaagzucht | Opzij

cirkel

Roos Vonk

Piekeren en twijfelen, zoeken naar bevestiging, je opmerkingen van anderen persoonlijk aantrekken... veel mensen kampen met een gebrek aan zelfwaardering. De paradox is dat onzekere mensen vaak ook narcistisch zijn. Ze betrekken alles op zichzelf en vergeten dat de wereld niet om hen draait. Mijn advies: stop met navelstaren, zet je ego opzij en richt je blik naar buiten. Dát is goed voor je zelfwaardering.

“Als je het hebt, dan heb je het niet nodig.
Als je het nodig hebt, dan heb je het niet.”

Deze uitspraak van psycholoog Richard Ryan gaat over zelfwaardering: een positief zelfbeeld en het gevoel dat je als persoon de moeite waard bent. Mensen die dit gevoel niet hebben weten het: regelmatig stellen ze zich de vraag “Hoe krijg ik meer zelf­waardering?” Regelmatig zijn ze teleurgesteld in zichzelf omdat het weer niet gelukt is; een ver­pletterende prestatie neerzetten, in de smaak vallen, er leuk uitzien, of gewoon zelfver­trouwen uitstralen en in zichzelf geloven. Mensen die wél een goed gevoel over zichzelf hebben, denken daar eigenlijk zelden over na. Het  gevoel ís er gewoon en lijkt van binnenuit te komen.

Lijkt, want in feite speelt de omgeving een heel grote rol in de zelfwaardering. Als je goede re­laties hebt met vrienden en familie, succesvol bent in je werk, vriendelijk wordt gegroet en af en toe een knuffel krijgt of een aai over je bol, krijg je van alle kanten de boodschap: “Jij doet er toe”. Dat is stukken beter voor je zelfwaardering dan op de spiegel briefjes plakken met teksten als “Ik ben geweldig”. Zelfs de meest verlegen mensen kunnen gedurende enkele uren uit hun schulp kruipen nadat ze zijn overladen met waardering door leeftijdgenoten. Ze gaan er zelfs leuker uitzien doordat ze meer stralen, heb ik met studenten in een onderzoek aangetoond. Deze effecten zijn sterker dan wat voor vorm van zelfanalyse dan ook, navelstaarderig of psychotherapeutisch verantwoord.

Om je zelfwaardering op te peppen is het waarschijnlijk zelfs geen goed idee om uitvoerig te gaan analyseren hoe het komt dat je zo geworden bent, doordat je bijvoorbeeld als kind weinig waardering kreeg van ouders of leraren, of werd gepest, of een leuker zusje had. Het kan best goed zijn zijn te weten waar die kritische innerlijke stem vandaan komt, maar als je er lang over blijft malen, geef je alleen maar meer energie aan dat negatieve verhaal, waardoor je het versterkt. Slimmer is het te zorgen dat je vooral om gaat met mensen die aardig voor je zijn en je waarderen, en mensen die je neerbuigend behandelen uit de weg te gaan. Helaas is dat juist vaak ontzettend moeilijk voor mensen met een negatief zelfbeeld, omdat ze bang zijn dat ze geen aardiger vrienden of een leukere partner kunnen krijgen. 

 

Erbij horen

Het enorme belang van de omgeving hangt samen met de evolutionaire functie van zelfwaardering. De mens is een groepsdier. Eeuwenlang hebben mensen in groepen geleefd en was het voor hun overleving cruciaal dat ze bij de groep hoorden, voor het uitwisselen van voedsel en voor voortplanting. Om erbij te horen moesten ze zorgen dat ze een gewaardeerd groepslid waren. Misschien zijn er ooit mensen zijn geweest die dachten: “Ik doe waar ik zin in heb, het kan me niet schelen wat anderen ervan vinden”. Maar die mensen zijn na verloop van tijd uit de groep gegooid en uiteindelijk uitgestorven, doordat ze geen toegang meer hadden tot voedselbronnen en reproductie-partners. Wij zijn dus met z’n allen het nageslacht van voorouders die hebben overleefd doordat ze wél behoefte hadden erbij te horen: het zit in onze genen.

In deze universele menselijke behoefte speelt zelfwaardering een cruciale rol. Onderzoekers Leary en Baumeister noemen zelfwaardering een socio-meter: een innerlijk instrument dat aangeeft of je gewaardeerd wordt en erbij hoort. Zoals de benzinemeter in de auto aangeeft of er genoeg brandstof in de tank zit, zo geeft zelfwaardering aan of je goed valt in de gemeenschap. En net als wanneer de benzinemeter aangeeft dat de tank bijna leeg is – en je alsmaar zit te denken waar je kunt tanken –, zo zul je met een lage zelfwaardering alsmaar opletten hoe je je zelfbeeld weer kunt oplappen.

Een voorbeeld: je bent op een feestje, je flapt er iets uit en je ziet aan de gezichten dat je misschien iets verkeerd hebt gezegd. Je kunt dan je excuses aanbieden, of er een grapje over maken, of een tijdlang erg je best doen of juist je gedeisd houden: wat je ook doet, je gaat aan de slag om jezelf te herstellen en je registreert wanneer dat gelukt is, waarna je weer kunt ontspannen.

Als je zelfwaardering laag is, ben je ook gevoeliger voor de reacties van anderen. Je gaat allerlei opmerkingen en reacties van anderen op jezelf betrekken om te bepalen of het iets zegt over je waarde als persoon. Ben je op het feestje in een gesprek dat niet lekker loopt, dan denk je meteen “Ik ben niet leuk genoeg”. Je zult zelfs veel betekenis geven aan wat mensen níet zeggen en níet doen. Bijvoorbeeld: niemand zegt “wat zie je er goed uit”, dus ik zie er vast slecht uit.

Volgens de sociometer-theorie gaat het in feite helemaal niet om zelfwaardering; het gaat erom dat je erbij hoort, je gewaardeerd en geliefd voelt door anderen. Als je zelfwaardering een deuk krijgt is, motiveert het je om er iets aan te doen. Dat is ook precies de bedoeling, want daardoor blijf je een waardevol lid van de gemeenschap. Dus: na die flapuit-opmerking ga je aan de slag om de boel te redden, waarmee je je acceptatie-graad weer omhoog krikt.

 

Behaagziek

Het is dus niet zo gek dat mensen met een lage zelfwaardering vaak hun best doen om van an­deren bevestiging te krijgen. De een doet dat door er zo leuk mogelijk uit te zien, de ander door heel hard te werken, en weer een ander door goed op te letten wat anderen willen en verwachten en zich daaraan aan te passen, in de hoop het iedereen naar de zin te maken. Mensen verschillen in de domeinen waar ze hun zelfwaardering aan ontlenen, bijvoorbeeld uiterlijk, prestaties, sport, status, relaties met anderen. Maar wat we allemaal willen – ook al zijn we ons dat vaak niet bewust – is bevestiging van anderen. Vooral vrouwen zijn er goed in altijd aan te voelen wat anderen willen en hun eigen gedrag daarnaar te richten, en alle kreukels in het sociale verkeer naadloos glad te strijken. Dit is zo’n automatisme dat ze het zich vaak niet eens bewust zijn (“O, maar ik vind het helemaal niet erg om te helpen”).

Het vervelende is dat juist dit soort gedrag, dat op korte termijn in goede aarde valt en dus het beoogde effect heeft, op langere termijn kan leiden tot het verder ondermijnen van de zelfwaardering. Door de behoefte in de smaak te vallen of het goed te doen, richt je de antenne vooral naar buiten (Wat wordt door anderen gewaardeerd?) verlies je het contact met je eigen waarden en drijfveren (Wat geloof ik zelf in?) en ondermijn je je eigen kracht. Uiteindelijk is dit ver­lies van zelf-contact toch weer slecht voor de zelfwaardering, waarmee de cirkel rond is: je hebt nog meer behoefte aan bevestiging van anderen.

Een lage zelfwaardering kan nog meer onaangename neveneffecten hebben. Het leidt ertoe dat mensen veel over zichzelf piekeren (“Heb ik dat wel goed gedaan”, “Zou hij nu niet denken dat..”) en zich bij allerlei gebeurtenissen afvragen wat het over hèn zegt. Zit er iemand op het feestje te gapen, dan denk je meteen “Ik ben saai” (in plaats van “Die heeft slaap”). Kijkt je vriend op straat om naar een verleidelijke vrouw, dan denk je “Ik ben te lelijk” (in plaats van “Mannen blijven mannen”). En word je na het rondmailen van een idee niet overladen met lof, dan denk je “Ze vonden het niks” (in plaats van “Ze hebben het niet gelezen”). Of je mailt je idee helemaal niet eens omdat je denkt “Ze vinden het toch niks”.

Mensen die veel over zichzelf tobben, slagen erin de meest uiteenlopende gebeurtenissen op zichzelf te betrekken om telkens weer tot de conclusie te komen: “Zie je wel, ik ben niet goed genoeg”. Dat voortdurende zelfverwijt kan overigens heel goed samengaan met grote irritatie of gekwetstheid wanneer ze denken dat ándere mensen kritiek op hen hebben. Precies dezelfde persoon kan het ene moment voor de spiegel staan en tegen zichzelf zeggen “Ik ben dik en lelijk”, en het andere moment woest worden als haar vriendin zegt “Die zwarte jurk kleedt je beter af”. Juist omdat ze zichzelf niet aantrekkelijk vindt, zal ze opmerkingen van anderen ook heel snel volgens dat stramien interpreteren. Het is een gevoelige snaar die eindeloos kan resoneren doordat daar binnenin de persoon alle ruimte voor is.

 

Verborgen narcisme

De paradox is dat mensen die onzeker zijn, op deze manier vaak ook narcistisch zijn – in de zin dat ze alles op zichzelf betrekken. Bij het woord narcisme denken we in eerste instantie aan iemand die het buitengewoon goed met zichzelf heeft getroffen en wat minder goed met zijn omgeving, en die dat ook duidelijk laat blijken. Maar er bestaat ook een meer verborgen vorm van narcisme, waarbij je veel over jezelf piekert en allerlei zaken die weinig met jou te maken hebben op jezelf be­trekt – waardoor je onbedoeld niet echt open staat voor anderen en jezelf heel belangrijk maakt. Je vergeet dan dat de wereld niet om jou draait – dat mensen gapen omdat ze moe zijn, niet op stukken reageren omdat ze het te druk hebben, enzovoort – en dat andere mensen ook gewoon met zichzelf bezig zijn en niet met jou.

Dit verborgen narcisme leidt ertoe dat de energie vaak de verkeerde kant op gaat: mensen zijn met zichzelf bezig en te weinig met ‘de zaak’: het doel waar ze voor werken, het grotere verhaal waar ze in zitten met hun gezin, school, vereniging of hun organisatie. Ze zetten zich in om te laten zien dat ze heus wel goed genoeg zijn, in plaats van om het doel te bereiken waar het eigenlijk om gaat. Bij het houden van een presentatie bijvoorbeeld, draait alle aandacht om de vraag “Doe ik het goed?” en niet om het ‘hogere’ doel: het verwerven van die mooie opdracht die je in staat stelt om inte­ressant werk te gaan doen; of anderen overtuigen van de goede zaak waar je voor staat. Als de aan­dacht dáárop gericht zou zijn, zou je veel geïnspireerder zijn – waarmee de vraag “Doe ik het goed?” al overbodig wordt.

Een ander gevolg van lage zelfwaardering – een gevolg dat je vooral ziet bij vrouwen – is dat de ambities in werk en car­rière vaak te laag zijn. Hoewel mensen volgens het bekende ‘Peter’s principle’ (naar het management­boek van Laurence Peter uit 1969) vaak een functieniveau hoger werken dan ze feitelijk aan kunnen, lijkt er ook een Petra’sprincipe te bestaan: veel vrouwen zitten een functie láger dan ze kunnen, mede doordat ze hun eigen kwaliteiten te laag aanslaan. Bij studenten merk ik soms dat vooral meisjes heel expliciete feedback moeten krijgen dat ze goed genoeg zijn voor het hoogste niveau, omdat ze anders hun ambities te laag stellen. Ook als management-consultant en coach heb ik gemerkt dat vrouwen in managementfunct­ies vaak aarzelen om door te pakken, onder het motto “Wie ben ik om al die mensen te vertellen hoe ze hun werk moeten doen” – met als gevolg dat ze hun visie te weinig neerzetten en verkopen. De zelftwijfel en terughoudendheid wordt daarmee een self-fulfilling prophecy. Als je er zelf niet in gelooft, hoe moet een ander er dan in geloven?

Veelbelovende vrouwen hebben ook vaak dat extra duwtje nodig om te beseffen dat ze het in zich hebben om aan de top te komen. Veel organisaties zijn ingesteld op mannen, die makkelijker uit zichzelf op het idee komen dat ze toppers zijn en dat ook durven uitspreken. Misschien komt het daardoor dat feedback vaak niet systematisch wordt gegeven. Dat is een gemiste kans van wellicht kolossale proporties, omdat er geen enkel verband bestaat tussen zelfwaardering en intelligentie of  bekwaamheid. Iemand met een lage zelfwaardering kan dus prima geschikt zijn voor een topfunctie, maar niemand zal het ooit weten – de persoon zelf het minst.

 

Aardig zijn voor jezelf

In het voorafgaande heb ik al gehint naar verschillende oplossingen voor het probleem van lage zelfwaardering. Het helpt om vooral om te gaan met mensen die aardig en stimulerend voor je zijn. Het helpt om te bedenken dat de wereld niet om jou draait en dat allerlei gebeurtenissen dus niet per se iets over jouw waarde zeggen. En het helpt nog meer als je gaat zien dat je dat soort dingen hele­maal zelf bedenkt: dat je het zelf bent die steeds de vertaling maakt naar “Ik ben niet goed genoeg”.

Maar belangrijker is misschien om de vraag “Hoe krijg ik meer zelfwaardering?” helemaal over­boord te gooien. Het streven naar zelfwaardering heeft namelijk tal van ongewenste gevolgen. Het zorgt ervoor dat mensen te ver gaan met zonnebaden, dure crèmes en cosmetische ingrepen; het zorgt ervoor dat  ze niet onbevangen en open luisteren naar feedback, waardoor ze niet leren van hun fouten; en dat ze hun zelfbeeld ophangen aan de verkeerde bronnen – geld, status, aantal (Facebook-)vrienden, wat dan ook – waardoor ze nooit genoeg hebben. Als je in de verkeerde vijver zit te vissen, komt er nooit een moment dat je kunt zeggen “Nu is het klaar; nu heb ik genoeg gevangen en kan ik achteroverleunen”. Als je je zelfwaardering bijvoorbeeld ontleent aan wat je verdient of hoeveel mensen je ‘onder’ je hebt, zul je weliswaar bij iedere promotie een lekker gevoel hebben, maar daarna moet je weer nóg meer verdienen en nog hogerop komen. Iedere vorm van zelfwaarde die is opgehangen aan een externe bron van bevestiging, zorgt ervoor dat je altijd aan het werk moet blijven. De zelf­waardering moet immers verdiend en verworven worden.

Vandaar dat steeds meer onderzoekers in dit domein alternatieven aandragen. Een daarvan is zelfcompassie. Heel anders dan bij zelfwaardering betekent zelfcompassie dat je aardig voor jezelf bent in moeilijke tijden (zoals je dat ook voor anderen zou zijn om wie je geeft) en dat je niet beter hoeft te zijn dan anderen, omdat je beseft dat mensen juist met elkaar ver­bonden zijn door hun gebreken en hun leed: falen, afwijzing en zwakheden horen bij het leven. Dat kan heel naar zijn, maar betekent niet dat je als mens opeens minder bestaansrecht hebt. 

Het streven naar zelfwaardering komt voort uit het ego, dat wil schitteren en zich wil onderscheiden van anderen. Maar wie zich afvraagt wat nu de écht belangrijke waarden zijn, komt al snel terecht bij waarden als liefde, vriendschap, respect, trouw, verbondenheid, be­trokkenheid. Als je boven het ‘kleine’ verhaal van het ego kunt uitstijgen en dit soort waarden belang­rijk maakt in je leven, ga je die waarden gestalte geven in alles wat je doet. Je gaat liefde, respect, enzovoort geven aan anderen, in plaats van te zitten wachten tot iemand het jou geeft. Zodra je dat doet, zet je een ander – positiever – verhaal in gang en vergroot je de kans dat die waarden ook weer bij je terug komen. Mensen die liefdevol, respectvol enzovoort behandeld worden, zijn immers auto­matisch geneigd om dat te beantwoorden.

Maar zelfs als ze dat niet doen, is het belangrijk trouw te zijn aan je eigen waarden, omdat dat op zichzelf al een goed gevoel geeft, los van wat het oplevert. Mensen stellen zichzelf te vaak de vraag “Wat wil ik hebben?” en te weinig “Wat wil ik zijn?”

Het antwoord op die tweede vraag is niet zo simpel en wordt weleens vertroebeld door het verlangen naar erkenning, succes, aandacht. Daarom kan het helpen de vraag anders te stellen: Stel je voor dat je allang waardevol bént en dat je dat niet meer hoeft te bewijzen; wat wordt er dán belangrijk? Wat zijn dan de waarden in het leven waar je werkelijk voor wilt staan? Door de vraag op die manier te stellen, zet je het genetisch ingebakken ego even buiten spel en kom je tot hogere waarden. Door jezelf aan die waarden te verbinden doorbreek je de cirkel van behaagzucht en lage zelfwaardering: je bent trouw aan jezelf. Wat er ook gebeurt, je kunt altijd overtuigd zijn van je eigen integriteit en je hart voor de goede zaak. Dát is goed voor je zelfbeeld. Het betekent ook dat je niet defensief hoeft te reageren op kritiek, en dat je reacties van anderen kunt zien zoals ze zijn, zon­der oogkleppen en zonder overgevoelige snaren. De verbondenheid die daardoor ontstaat is uiteinde­lijk ook weer bevorderlijk voor de zelfwaardering.

Kortom, een goed gevoel over jezelf is het makkelijkst te bereiken door het verlangen daarnaar juist op te geven. Zet je ego even opzij en ga werken aan iets waar je in gelooft; doe iets aardigs voor de medemens, zet je in voor de goede zaak, maak werk van je idealen, maak het gezellig met vrienden en familie. Accepteer dat het niet altijd feilloos gaat. Al die typisch menselijke rimpelingen en wanklanken horen er ook bij. Voor je het weet sta je middenin het leven, tussen de mensen. Je ego kan wel een dagje zonder jou!

 

Dit artikel verscheen in Opzij, 2007