Hij was mijn Alles. Passie, pijn, verering, vertrouwen, seks, totale overgave. Hij was de beste – nee, de enige! Hij was lief en gevoelig: ik wist zeker dat hij me echt begreep en in mijn ziel kon kijken. En hij was goddelijk knap: niet van deze wereld. En zooooo wáánzinnig sexy. ‘Ik ben helemaal gek van hem!! Zou er ooit nog iets in mijn leven komen dat net zo belangrijk voor me is als hij? Nee, ik denk het niet!’ schreef ik in mijn dagboek.
‘Als hij op tv is, moet ik me aan de stoel vastklampen om niet door de beeldbuis te springen van dolheid’, vervolgt het dagboek. Hij kwam één keer per week, op zondag. Het begon om 15.07. Om half 3 zat ik al voor de tv, voor het geval dat. Ik was 11, ik zat nog op de lagere school. In de serie was hij 17, in het echt 22. Het zat hem geweldig dwars dat hij als volwassen man een simpele brave jongen speelde die hij niet was. Men liet hem de liedjes van de Partridge Family in iets vertraagd tempo inzingen, om ze later versneld af te spelen waardoor zijn stem iets hoger – dus jonger – klonk. Maar ik zag hem natuurlijk heus wel zoals hij echt was!
Toch: toen er in de Bravo een poster verscheen waarop hij aan het strand gitaar zat te spelen, schrok ik me een hoedje van zijn behaarde benen. Slik. Dit was even andere koek dan de jongens uit mijn klas. Dit was teveel man voor het Tina-meisje in mij. Ik aarzelde zelfs even of ik die poster ging ophangen (tussen de honderden foto’s die er al hingen). Maar uiteindelijk kreeg hij een prominente plek, en tegen de tijd dat de foto’s uit de Rolling Stone hier verschenen, waarop hij naakt in beeld is tot tergend dicht bij het kruis, was ik allang niet meer geschokt zoals veel anderen. Ik vond het kneiteropwindend. Geheel verstrengeld met David waren mijn seksuele gevoelens fluks tot ontluiking gekomen.
Dat gebeurde vooral na de grote dag waarop ik hem voor het eerst in het Echt zag, bij zijn optreden in Rotterdam. 11 maart 1973. Wat voor die dag nog een onschuldige meisjeshobby was, werd mijn eerste grote liefde. Want, man oh man, wat een heerlijke man was hij.
Er was inderdaad een wereld van verschil met Keith Partridge. Hij speelde – naast de bekende hits – nummers die hij zelf goed vond (van groepen waar ik toen nog nooit van had gehoord, zoals CSN&Y, Spencer Davis Group en Buffalo Springfield), hij speelde piano, gitaar en drumde, hij sprong en danste met een tomeloze energie, en hij draaide bevallig en toch heel mannelijk met zijn kont – heel goed zichtbaar in zijn strakke jumpsuit, en hoe vaak zou ik later in mijn leven nog een man zien met zulke fantastische billen? Nooit!
En ooooohhh wat was hij ook nog ontwapenend en gevoelig toen hij op het podium ging zitten en ‘I am a clown’ zong, over een man die zich anders voordoet dan hij is uit angst dat mensen hem afwijzen als hij zichzelf laat zien. ‘I wanna live again, I wanna feel. Tell me you love me, make me real’. Ja, als je niet al huilend was weggesmolten in je stoeltje, móest je bij die zin wel keihard ‘I love you David!’ gillen en je armen naar hem uitstrekken, en dan lachte hij zo lief…. Deze reactie kwam altijd natuurlijk, zoals we ook steevast zwijmelend onze adem inhielden bij woordjes die hij op de plaat een beetje kreunend uitsprak; we wisten immers dat die kreun eraan kwam en hunkerden er massaal naar.
Dat collectieve was een ander bijzonder aspect van deze gekte. Er was geen enkele onderlinge afgunst, we deelden hem met liefde. We staken elkaar aan, jutten elkaar op, wisselden ieder nieuwtje uit – allemaal per brief, met een postzegel van 35 cent. Mede daarom had ik als 12-jarige een fanclub opgericht. Mijn ouders steunden dat; ze wisten toen nog niet dat het 2½ jaar ging duren en vonden het een goede ervaring. Want ik leerde al doende brieven schrijven, contacten leggen, informatie inwinnen, inkomsten en uitgaven bijhouden, Engelse songteksten uitpuzzelen (want David zong lekker ‘breathy’ maar soms wel onverstaanbaar) en elke maand een fanclubblad schrijven. Dat werd door de secretaresse van mijn moeder op stencilpapier gezet en bij mijn vader op kantoor gestencild.
Hoewel er nog geen enkele manier was om de liefde te voeden via internet en sociale media, was zijn populariteit immens. Zijn fanclub in de VS had meer leden dan die van Elvis en de Beatles ooit bij elkaar hadden gehad. Hij werd de best verdienende artiest aller tijden met miljoenenverkopen van zijn lp’s. Zijn gezicht stond op kauwgomverpakkingen, cornflakes, broodtrommels en badschuim. Als hij ergens optrad was er een strak protocol dat met militaire precisie werd afgewerkt om hem te beschermen tegen zijn fans. Ooit ging dat fout en trokken ze hele stukken kleding van zijn lijf en haar uit zijn hoofd. Hij redde het vege lijf met een tip die hij had gekregen van een van de Monkees: op de je knieën over de grond wegkruipen. Sindsdien rende hij na zijn laatste noten van het podium naar achteren waar hij werd opgevangen door twee potige kerels; zij hielden hem aan weerszijden vast en sleurden hem een limousine of bestelwagen in, waar hij op de achterbank onder een deken werd gelegd.
Al die meisjes hadden maar één doel voor ogen: zo dicht mogelijk bij hem zijn. In mijn dagboek beschrijf ik ook mijn dagdromen over hoe ik hem om zijn nek zou vliegen als ik hem in het echt zag, zonder één enkele gedachte aan hoe dat voor hem zou zijn. Egocentrische monstertjes waren we. Ik heb zelf nooit gegild bij zijn concerten – ik was totaal gefocust op het registreren van ieder detail, wetend hoe kort de tijd was dat hij daar voor me stond en hoe lang ik het daarna zou moeten doen met die herinneringen – maar ik begrijp heel goed het geschreeuw en gehuil. Al die tijd moest je het doen met foto’s en lp’s en met die suffe Keith Partridge op tv, en dan opeens was hij daar echt, als man van vlees en bloed. Dat was zo’n ontlading, zo’n overweldigende gelukzalige kick, dat is met niets te vergelijken.
We praten nu over de gekte rondom Bieber of Styles, maar dat is allemaal peanuts vergeleken met de Cassidymania tijdens zijn wereldtoernee in 1974. De totale uitzinnigheid is nog te zien op zwartwit-opnames op YouTube, bijvoorbeeld van een optreden in Australië waar 21.000 fans waren en het podium bijna bezweek onder hun geduw. Zoals gebruikelijk vielen velen flauw, en vanuit de duwende stuwende massa konden die alleen via het podium in veiligheid gebracht worden. Op de beelden zie je continu bewakers flauwgevallen fans het podium ophijsen en afvoeren, terwijl David een paar meter verder onverstoorbaar zijn programma afwerkt.
Een paar maanden hierna, in mei 1974, liep het fout. Na afloop van een uitverkocht optreden in Londen’s White City Hall (35.000 plaatsen) waren er honderden gewonden; één fan overleed enkele dagen later aan de gevolgen van een hartaanval die ze tijdens het concert kreeg in het gedrang. Dit was aanleiding voor David om te stoppen met optreden, hoewel ik achteraf denk dat hij dat sowieso had gedaan. Het woord burnout hadden we nog niet, maar hij was uitgeput. Hij had al bijna vier jaar een leven waarin hij vanaf ’s morgens 6 uur op de set van de Partridge Family was, ’s avonds platen opnam en in weekends optrad. Hij kon niet uitgaan met vrienden of met vrouwen, hij moest zich continu opsluiten en afzonderen. Jaren later vertelde hij dat zijn emotionele ontwikkeling stil stond sinds zijn twintigste doordat hij al die tijd in een sociaal vacuum leefde. Hij was ook enorm gefrustreerd omdat hij als zanger, muzikant en acteur niet serieus werd genomen door zijn imago als sekssymbool.
Ik bleef hierna nog lange tijd verliefd. Dat het uiteindelijk wegebde kwam niet zozeer doordat ik hem ontgroeide; eerder hij mij. Hij kwam terug met nieuwe muziek en kon eindelijk ‘zichzelf laten zien’, bevrijd van de Partridge Family en zijn oude platencontract. Hij bleef een fantastische, door velen onderschatte zanger en muzikant. Maar als ik, met de wijsheid van nu, terugkijk naar die latere beelden, vraag ik me af wie de echte David was. Hij heeft in interviews vaak dat zelfverzekerde, gelikte wat veel Amerikaanse sterren hebben, waar ik helemaal niet van hou.
Hij heeft uiteindelijk nog een tweede carrière opgebouwd, als muzikant en vooral als musicalster in Vegas en op Broadway. Maar ik koester het meest mijn herinneringen aan hem als begin-twintiger. Overrompeld en verlegen met alle aandacht in interviews en bij persconferenties, en bij ontmoetingen met fans die een rolberoerte kregen ze hem zagen. Knallend en sensueel op het podium, volledig in contact met al die duizenden voor wie hij Alles was. Het was magic. David, bedankt.