Stel dat je bij een wachthuisje van een treinspoor staat. In de verte komt een trein aan denderen. Je ziet vier spoorwegwerkers die dat niet in de gaten hebben en straks met zekerheid door de trein verpletterd zullen worden. Je kunt met een switch de wissels omzetten waardoor de trein van spoor verandert (zie plaatje onderaan). Dan zal één spoorwegwerker omkomen die verderop bezig is, en dan red je er vier. Wat doe je? Neem een besluit en lees dan pas verder.
Verplaats je opnieuw in de situatie bij de treinrails. Vier spoorwegwerkers dreigen overreden te worden. Je staat dit keer op een brug boven het spoor. De trein komt straks onder je door en zal de mannen verpletteren. Vlakbij je staat een grote dikke man. Hij leunt naar voren. Als je hem een duwtje geeft valt hij op het spoor en zal de trein hem overrijden. Dankzij zijn enorme gewicht staat de trein dan stil, en is het leven van die andere vier gered. Wat doe je?
Als je bij dit zogenoemde trolley-dilemma net zo reageert als de meeste mensen (ongeveer 90%), zul je in het eerste scenario een rationele keus maken (vier levens redden door er één op te offeren) maar niet in het tweede. Het gaat hevig tegen ons gevoel in om iemand onder een trein te duwen. Dan hebben we hem vermoord. In het eerste geval hebben we dat ook, maar het vóélt anders. Het voelt meer als een neveneffect.
We hebben het idee dat morele beslissingen en oordelen complexe afwegingen vergen, maar het blijkt dat deze oordelen juist razendsnel gevormd worden en meer berusten op onderbuikgevoel. Vraag eens aan mensen wat ze vinden van iemand die zijn eigen, zojuist overreden hond opeet. Of iemand die op de markt een dode kip koopt en er iets ontuchtigs mee doet voordat ze de pan in gaat. Direct zullen mensen vervuld zijn van afschuw en het moreel verwerpelijk vinden. Waarom eigenlijk? Wie lijdt er onder dit gedrag? De afschuw is puur emotie, een gevoel van walging.
Net als emoties zijn onze morele oordelen verbonden zijn met onze instincten. Ze zijn primair, ze komen direct op net als emoties. Het is zelfs zo dat mensen die deze primaire reacties missen – en een situatie zoals het spoorwegwerkers-dilemma puur rationeel bekijken – hoger scoren op antisociale trekken als psychopathie. Deze mensen missen het ‘onderbuikgevoel’ dat onze morele afwegingen stuurt. Zij zouden bijvoorbeeld wel één persoon uit een reddingsboot het ijskoude water in duwen om de anderen aan boord te redden: een rationeel besluit waar de meeste mensen gevoelsmatig te veel moeite mee hebben.
Vaak hebben we natuurlijk wel allerlei redenen en verklaringen voor onze morele oordelen, maar het ziet ernaar uit dat we die er meer achteraf bij bedenken om ons oordeel te rechtvaardigen. Onderzoeker Jonathan Haidt legde mensen morele verhalen voor waarin de eerste gevoelsmatige reactie niet goed rationeel verdedigbaar is, zoals het verhaal met de hond of met de kip hierboven, of over een broer en zus die seks hebben met elkaar; ze willen dat allebei en gebruiken een voorbehoedsmiddel, dus rationeel is er niets op tegen.
Dergelijke verhalen roepen veel afkeuring op, maar mensen kunnen het niet uitleggen. Ze verzinnen steeds weer nieuwe redenen waarom het toch echt verkeerd is. Als je ze uitlegt waarom dat niet klopt, zijn ze uiteindelijk met stomheid geslagen. Ze weten het niet. 'Moral dumbfounding' noemt Haidt dit: je kunt geen reden vinden voor je morele oordeel.
Haidt gebruikte opzettelijk verhalen waarin er geen enkel goed argument is voor morele goedkeuring of afkeuring. In het gewone leven zijn onze goed-fout oordelen eveneens gebaseerd op 'gut feeling', alleen is het dan vaak minder goed aantoonbaar. Maar denk eens aan onze omgang met dieren: aan de ene kant zien we in onze samenleving buitensporige truttigheid met huisdieren (zoals sokjes en strass halsbandjes voor de hond, en delicatessen met een takje peterselie voor de kat); aan de andere kant een totale minachting voor het leven van landbouwdieren, die letterlijk aan de lopende band worden geslacht, bijna 2 miljoen per dag. Waarom is dat minder erg dan iemand die zijn aangereden hond opeet? Wie het weet mag het zeggen.